De lijm is niet aan te slepen. Elke keer breekt mijn hart. Als ik hem bezoek en zijn grijze hoofd ontwaar in een hoge stoel bij de televisie. Kijkend naar André Rieu, die zijn kunstje doet. Niet zijn muzikale genre. Het liefst zou hij voetballen kijken. Er wordt gelachen, gehuild én gevochten. Ik koester het moment dat hij opkomt voor zijn medebewoners die een stuk verder heen zijn dan hij. Want die kunnen er nu eenmaal allemaal niets aan doen. Hij ook niet. Alzheimer heeft ook mijn vader te pakken. Verdriet overheerst om wat er was. Ik weet: dit heeft hij nooit, maar dan ook nooit gewild. Hij was een man die de touwtjes altijd zelf strak in handen had. Toch omarm ik ook mooie momenten. Ik mag en kan er voor hem zijn. Nu het nog kan. Ik ben in zijn ogen nog steeds zijn dochter, al zijn de rollen in de praktijk omgedraaid. We praten. Heel veel over vroeger. Over zijn vrouw, mijn lieve moeder. En over alle doelpunten die hij op het voetbalveld scoorde. De afdeling sterke verhalen. Hij was zo’n stormram met Margrieten als scheenbeschermers. Hij heeft er heel wat in het mandje gelegd. Ook met zijn hoofd.
En nu lees ik over Peter Houtman. Over Wout Holverda. Twee ex-profs, die koppen tot kunst hadden verheven. Wout is al overleden aan alzheimer, Peter zit in het beginstadium. De spelersvakbond wil dat koppen verboden wordt. Omdat steeds vaker een verband wordt gelegd tussen kopballen en alzheimer. Voetballen zonder koppen, ik kan me er niets bij voorstellen. Een wereld zonder dementie wel. Dat gun ik iedereen.