11 mei 1940. Terwijl de Duitse luchtmacht bombardementen uitvoert op Rotterdam kijkt ruim honderd kilometer verderop een vierjarig jongetje vragend en verlangend naar de hemel. Hij mist zijn mama, die drie maanden eerder een ‘ster’ is geworden, zo is hem verteld. Welke ster is zijn moeder? Dat jochie van toen is nu 87 en toevalligerwijs mijn vader. Het gemis van zijn moeder heeft een grote impact gehad op zijn verdere leven en nog steeds werkt de traumatische ervaring van toen door. Het is zo’n groot iets om je moeder te verliezen, terwijl je nog maar aan het begin van je leven staat. Vorige week las ik het verhaal van Phili Herschel over wat haar als Joods meisje is overgekomen tijdens en na de Tweede Wereldoorlog. Haar ouders werden vermoord door de nazi’s terwijl zij ondergedoken zat bij haar oma in Zevenaar. Zij overleefde, maar bleef haar hele leven moeite hebben om lief te hebben. Dat gold ook voor zanger Boudewijn de Groot. Zijn moeder overleed in 1945 in een Jappenkamp toen hij één jaar oud was. Ik citeer zijn dochter Caya: “Mijn vader paste zich aan en beschermde daarmee zichzelf. Fantastisch, maar ook eindeloos pijnlijk.” Traumatische (oorlogs)ervaringen vinden hun weg van generatie naar generatie. Mijn vader had geluk. Hij had een heel aardig buurmeisje. Zij werd mijn mama, de liefste moeder van de hele wereld. 14 mei is de officiële datum dit jaar, maar voor mij is het elke dag moederdag. Ik leef, dankzij haar veilige haven.