Wie is er niet groot geworden met Panini? Ik bedoel niet de tosti van Italiaanse signatuur. Nee, de voetbalplaatjes. Ieder voetbalminded kind, dat opgroeide in de jaren zeventig, tachtig en negentig bewaart er herinneringen aan. Leuke en minder leuke. Met een kwartje op zak naar kleine Spaan voor een zakje voetbalplaatjes of een poederlolly bij de SRV-man scoren. Dat was zo’n beetje het grootste dilemma uit m’n jeugd. En echt gebeurd: een vechtpartij op het schoolplein om juist dat laatste nog ontbrekende stickerplaatje van het WK-voetbalalbum uit 1978 te scoren. Het ging om Ernie Brandts. Ik dacht eraan toen ik deze week boodschappen ging doen. Elke supermarkt heeft het komende EK-voetbal aangegrepen om flink uit te pakken. Buurthempies, hoofdspencers. Er kan van alles worden gespaard om er de komende weken als een idioot uit te zien. En ja, ik zag ook voetbalplaatjes voorbijkomen. Ik werd er niet warm of koud meer van. Kippenvel kreeg ik wél toen ik Bjorn Borg, oh nee, Memphis Depay, op televisie zag tijdens Nederland-Canada. Hemeltjelief. Dat gevoel verdween meteen toen ik even later beelden zag van een school in de Gazastrook. Net gebombardeerd, her en der lagen lichamen, ook kleine. Sudan, Oekraïne, overal in de wereld zijn oorlogen en conflicten en maken mensen elkaar af. Hemeltergend. Ondertussen voetballen we gewoon door en staat Georginio Wijnaldum op tien. Ik weet ook de oplossing niet voor alle bloedvergieten. Maar ik klap niet als hij zondag tegen Polen de winnende maakt.